Gastcolumn

De zoektocht naar balans in toezicht
Door Manouk Fles, Manager Regulatory Affairs bij DUFAS
De Nederlandse financiële sector staat bekend om haar degelijke toezichtstructuur. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) bewaken het vertrouwen in de markt, de stabiliteit van financiële instellingen zoals institutionele beleggers en de bescherming van consumenten. Maar het toezicht wordt steeds complexer, mede door de voortdurende stroom aan Europese wetgeving, zoals DORA en MiCAR, waarop de toezichthouders moeten toezien. De toegenomen regeldruk vertaalt zich in oplopende kosten en een groeiende administratieve belasting.
In Brussel zien we een duidelijke beweging richting centralisatie. Met de Savings and Investments Union (SIU) wil de Europese Commissie sparen en investeren eenvoudiger maken voor Europese burgers en geld beter laten stromen naar bedrijven in heel Europa. Dat vraagt om geharmoniseerde regels en mogelijk een grotere rol voor Europese toezichthouders als ESMA en EBA.
Voor de sector klinkt dat als een belofte en een waarschuwing tegelijk. Enerzijds kan toezichtconvergentie leiden tot meer harmonisatie en eenvoudiger opereren in meerdere landen voor financiële instellingen, bijvoorbeeld door een single reporting entity of een single rulebook. Anderzijds leeft de vrees dat de toezichtlast bij centralisatie niet werkelijk afneemt, maar verschuift – van Amsterdam naar Brussel – of zelfs verder toeneemt door extra lagen en complexiteit.
In Nederland zijn de toezichtkosten de afgelopen jaren fors opgelopen. Waar andere landen ervoor kiezen dat de overheid bijdraagt, betalen in Nederland de marktpartijen het volledige bedrag. Dat tikt behoorlijk aan en drukt extra zwaar op kleinere spelers zonder schaalvoordelen.
Demissionair minister van Financiën Eelco Heinen erkende in het commissiedebat Financiële Markten dat de kosten te hoog zijn. Hij kondigde gesprekken met de toezichthouders aan om verlaging te onderzoeken. Daarbij wees hij op internationale vergelijkingen van kosten, mede in het kader van het vestigingsklimaat, om te bepalen waar verbeteringen mogelijk zijn. Ook wordt gekeken naar doelmatiger werken van toezichthouders, als onderdeel van de evaluatie van de Kaderwet ZBO. Deze inzet voedt de hoop dat toezichtkosten beheersbaarder worden én bijdragen aan een aantrekkelijker vestigingsklimaat.
Naast directe kosten speelt de bredere regeldruk: toezicht is noodzakelijk, maar de hoeveelheid rapportages en compliance-inspanningen groeit al jaren. Europese initiatieven richten zich daarom op burden reduction, simplification en harmonisation, met minder ruimte voor nationale koppen. In de praktijk hopen instellingen op minder overlap, maar ervaren zij dat nieuwe regels vaak bovenop bestaande verplichtingen komen. Positief is dat de minister van Financiën benadrukt dat nationale regels zoveel mogelijk moeten aansluiten bij Europese kaders; ook de Kamerbrief van september over nationale koppen maakt de omvang zichtbaar. Toch is erkenning niet genoeg: er zijn concrete keuzes nodig — schrap waar het kan, standaardiseer waar het moet. Toezichthouders kunnen hier een actieve bijdrage leveren door in hun aanpak mede rekening te houden met een concurrerend en uitnodigend vestigingsklimaat.
De uitdaging is helder: hoe houden we toezicht robuust en effectief, zonder de markt onnodig te belasten? Europese harmonisatie kan daarbij helpen, maar alleen als dat leidt tot minder doublures en lagere lasten. In Nederland speelt de vraag of het houdbaar is dat de overheid zelf niets bijdraagt aan toezichtkosten, terwijl het publieke belang van goed toezicht onmiskenbaar is.
Voor AFM en DNB ligt er een kans om samen met Brussel en de sector te zoeken naar een nieuw evenwicht: toezicht dat scherp is op risico’s, maar ook oog heeft voor proportionaliteit en uitvoerbaarheid. Alleen dan blijft het Nederlandse financiële landschap aantrekkelijk en innovatief – en houden we het vertrouwen van zowel consumenten als ondernemers vast.

(Website DUFAS)

